CRD heeft (op 15 juli 2009 !) deze zienswijze ingediend bij B&W Veenendaal.
B&W heeft hierop nog steeds niet (17 november 2009) officieel gereageerd! En niet één vraag ook maar inoficieel beantwoord!

Burgemeester en wethouders, u moest u schamen!

 

 CDRboot

Back  |   Print   |   Bookmark
Zienswijze
 
aan B&W Veenendaal op 15 juli 2009



Een zienswijze en bedenkingen naar aanleiding van het op 16 juni 2009 goedgekeurde principeverzoek voor de ontwikkeling van “Panhuis 4”

Veenendaal, 14 juli 2009

Geachte burgemeester en wethouders,

Paradoxaal genoeg zijn wij het als comité en belanghebbenden wat visie voor de ontwikkeling van de Veenendaalse wijken aangaat in grote lijnen met B&W
  Veenendaal  eens; wij delen met haar immers de volgende door haar op 16 juni 2009 in de “Structuurvisie 2025”  beschreven en openbaar gemaakte ambities (OPENBARE B&W-BESLUITEN n.a.v. de B&W-VERGADERING VAN 16 juni 2009 - punt 35) in het kader van toekomstvisie voor de stad, zoals:

- Zichtbare en
 
sterke historische identiteit
- Woongebieden
 
met eigen karakters
- Groene stad
- Aantrekkelijke
 
woonwijken

De bepalingen aangaande de bouwhoogte voor nieuwe ontwikkeling vormen geen punt van discussie: “2 bouwlagen met kap c.q. 3 bouwlagen”, wat in de wijk ’t Hoorntje neerkomt op een goothoogte van maximaal 6m. en een nokhoogte van 8, maximaal 10m. Langs het oude lint Zandstraat/Panhuis heeft B&W de ambitie deze hoogten niet te overstijgen.
De voor de wijk ‘t Hoorntje gespecificeerde “ingrediënten voor herontwikkeling” als “aansluiten op achterzijden van woningen aan de Davidsstraat”, waar Panhuis 4 daadwerkelijk aan grenst, in de vorm van het “model met rijtjeswoningen” of “Campusmodel” zoals geschetst in de Structuurvisie 2025 klinken veelbelovend. Het “realiseren van (merendeels) grondgebonden woningen” lijkt niet bezwaarlijk.
En natuurlijk wil B&W in de Davidsstraat en de directe omgeving geen excessen; hier staat immers meer dan de helft van de 16 Rijksmonumenten die Veenendaal rijk is! In de schetsen is direct te zien hoe zorgvuldig B&W Veenendaal van zins is met deze monumenten om te gaan: lieflijke laagbouw die de schoonheid van Neerlands erfgoed niet ontsiert, maar haar veeleer lijkt te benadrukken!

 

Alsof plots 2 punten later (OPENBARE B&W-BESLUITEN n.a.v. de B&W-VERGADERING VAN 16 juni 2009 - punt 37) een geheel andere B&W is aangetreden, wordt de ambtelijke goedkeuring verleend aan een principeverzoek voor ”14 grondgebonden woningen, 24 appartementen en ruimte voor dienstverlening aan het Panhuis 4”. Bij dit verzoek een professionele schets die duidelijk maakt dat zoveel woningen op een stuk grond van grofweg 80x55m. onmogelijk gerealiseerd kunnen worden zonder bijna 11 meter de lucht in te bouwen. De muur van 11 meter moet een blinde muur worden opdat hij op 2 meter afstand geplaatst kan worden van de erfscheidingen met de Rijksmonumenten aan de Davidsstraat, wat dan meteen mooi aansluit bij de ‘visie’ van B&W om nieuwe bebouwing (zonder “Groen” tuintje) te laten “aansluiten op achterzijden van woningen aan de Davidsstraat”, waarmee toch al donkere en vochtige woningen aan die straat het middag- en avondzonlicht wordt ontnomen. Er zit nog steeds “te weinig lucht” en licht in het principeverzoek.
De omgang met de Rijksmonumenten in de speerpuntwijk ’t Hoorntje belooft weinig goeds voor de wijken met een lagere prioriteit.
Overigens is het “aansluiten op achterzijden van woningen aan de Davidsstraat” in dit goedgekeurde verzoek het enige ambitieuze voornemen (voor zover genoemd in dit schrijven) waarvan niet wordt afgezien.

Problematisch voor hedendaagse overheden in Nederland is het gebrek aan geloofwaardigheid. De burger vindt veelal alle mooie beloften en voornemens ‘veel geblaat en weinig wol’.
B&W ondermijnt met deze goedkeuring haar eigen geloofwaardigheid en wanneer een en ander daadwerkelijk doorgang zou vinden kan haar hele ambitieuze “Structuurvisie 2025” op de dag van publicatie in 2009 de prullenbak in. Daarnaast zou het een mooi staaltje van ‘(belasting-)kapitaalvernietiging’ opleveren in deze tijden van economische crisis.

Voor de bezorgde bewoners van de Rijksmonumenten heeft B&W nu een situatie gecreëerd die volkomen onduidelijk is. Derhalve verzoek ik B&W duidelijkheid te creëren. Daartoe een aantal
 vragen:

- Neemt B&W afstand van haar “Structuurvisie 2025” door serieus verder te gaan met dit plan Panhuis 4 voor merendeels niet grondgebonden woningen?
- Zo nee, is zij bereid tot intrekking van het besluit punt 37 van 16 juni jl. en zal B&W in de toekomst plannen toetsen aan de Structuurvisie 2025 en alleen ontheffingen verlenen na overleg met belanghebbenden?
- Mag de burger verwachten dat B&W voortaan extra aandacht aan de leefbaarheid van de speerpuntwijken besteden zal?
- Is B&W van zins de Rijksmonumenten aan de Davidsstraat zo te conserveren dat het karakter ervan niet verscholen zal gaan of ontsierd zal worden in bebouwing van de naastgelegen grond?
- Is B&W bereid een verordening vast te stellen waarin ten minste de inschakeling wordt geregeld van een commissie op het gebied van de monumentenzorg die burgemeester en wethouders adviseert over aanvragen om vergunning voor Panhuis 4 en nog te vinden bouwlocatie grenzend aan de Davidsstraat?

 

Een afschrift van het besluit waarop het geschil betrekking heeft vindt u in bijlage 1.

Omdat wij u graag informeren hebben wij een passage uit de monumentennota van de gemeente Schiedam, die o.i. als leidraad voor de Veenendaalse omgang met haar rijksmonumenten zou kunnen dienen bijgevoegd als bijlage 2.
Ook hierover horen wij graag uw eventuele bezwaren en bedenkingen.


Graag ontvangstbevestiging en bericht wanneer dit stuk in behandeling genomen zal worden.

Hoogachtend,
Namens Comité Rijksmonumenten Davidsstraat,

R. P. Veldwijk

Davidsstraat 15
3905BK VEENENDAAL

Bijlage 1 is een afschrift van de bestuiten van 16 juni 2009
 (hier niet gepubliceerd).


Bijlage 2:

Monumentennota van de gemeente Schiedam.


Cultuurhistorische waarden meenemen

Monumentenzorg is vanouds sterk gericht op de zichzelf staande objecten. Door de invoering van het instrument beschermd stads -en dorpsgezicht heeft een verruiming plaatsgevonden naar stedenbouwkundige structuren en complexen van gebouwen. Steeds meer wordt erkend dat een monument niet los kan worden gezien van zijn omgeving. Tussen een monument en zijn (on)bebouwde omgeving bestaat een samenhang waarbij sprake kan zijn van een waardevol en beschermingswaardig geheel. Het benutten van deze cultuurhistorische identiteit van het stedelijk en het landelijk gebied biedt volop kansen en kan een belangrijk uitgangspunt vormen bij het ruimtelijk beleid. Van belang hierbij is de voorkennis van betrokkenen bij een voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling over de aanwezige cultuurhistorische waarden. De cultuurhistorische kwaliteit kan dan volledig meegewogen worden bij ruimtelijke beslissingen. Hiertoe is een integratie met andere beleidsterreinen waaronder economie, volkshuisvesting, cultuur en in het bijzonder ruimtelijke ordening noodzakelijk.

 In de bestemmingsplannen is het van belang rekening te houden met archeologische waarden, (beschermde) monumenten en historische waardevolle gebiedsdelen. Voor gebieden die aangewezen zijn tot beschermd stads - en dorpsgezicht bestaat ingevolge de monumentenwet 1988 de verplichting om een beschermend bestemmingsplan op te stellen. Het bestemmingsplan biedt de mogelijkheid om monumenten en hun omgeving te beschermen. Door het vaststellen van de gebruik -en bestemmingsvoorschriften voor het plangebied kan rekening worden gehouden met de waarde en het belang van monumenten. Bebouwingsmogelijkheden in de omgeving van monumenten kunnen hierbij gericht worden bepaald. Voor het voeren van een effectief gemeentelijk monumentenbeleid, vormt een goed bestemmingsplan dan ook een
noodzakelijke voorwaarde.
Een instrument, dat steeds meer gebruikt wordt voor kwaliteitsbeleid is het beeldkwaliteitsplan: een samenhangend pakket van intenties, aanbevelingen en/of richtlijnen voor het veiligstellen, creëren en/of verbeteren van beeldkwaliteit in een bepaald gebied. Zeker in beeldkwaliteitsplannen die betrekking hebben op de binnenstad of op andere bebouwde delen van de stad is het van belang dat monumenten en andere cultuurhistorische relevante aspecten onderkend worden. De historische stedenbouwkundige en bouwkundige structuur is vaak in zeer belangrijke mate bepalend voor de beeldkwaliteit van een gebied. Het kan echter voorkomen dat voorbij wordt gegaan aan de historische factor en dat men een gebied volledig opnieuw wenst vorm en inhoud te geven. In zulke gevallen is het van belang om attent te zijn ten aanzien van het eventuele verlies van waardevolle cultuurhistorische elementen en structuren. In principe kan het   beeldkwaliteitsplan een positieve functie vervullen bij de integratie van de historische factor in de ruimtelijke ontwikkeling. Waarbij degewenste beeldkwaliteit, inclusief de historische factor, verder vertaald en uitgewerkt kan worden in de gemeentelijke welstandsnota.


 


CRD
15 juli 2009

 Klik HIER voor 'antwoord'

 ? Back to Top

Next

 

 

Free Web Hosting